IMO Tijdelijk

Babbelbrêge

Onderzoeken tonen aan dat een brede ontwikkeling en play-based curriculum in plaats van leerkracht gestuurd en cognitief gericht curriculum de ontwikkelingskansen bepalen (OECD, 2012). Naast brede ontwikkeling en play-based curriculum blijkt de kwaliteit van de interactie tussen professional en kind bepalend te zijn voor de ontwikkelingskansen. Veel meer dan de keuze van specifieke VVE-programma’s (Tavecchio, 2008; De Haan, Leseman & Elberrs, 2011).

Met het project De Babbelbrug is samen met de professionals uit het werkveld een observatielijst gemaakt voor het inzetten op en het volgen van de brede ontwikkeling en zijn er informatiekaarten ontwikkeld voor een spelgericht curriculum waarbij de interactie wordt uitgelokt en gestimuleerd. Naast algemene informatiekaarten  over spel en interactie is er voor elke speelhoek een A4-kaart gemaakt met tips voor het creëren van een rijke spelomgeving die taal stimuleert en op de achterkant suggesties voor het vergroten van de kwaliteit van interactie tussen de professional en het kind.

Kaaiprinsipes fan Ynspirearjend Meartalich Underwiis

Meertalig perspectief als context
“Leerlingen benutten de thuistaal als een bron van leren.”

Bij De Babbelbrug is er waardering voor en wordt het gebruik van meertaligheid gestimuleerd. De professional creëert een meertalige leeromgeving door gebruik te maken van prentenboeken in verschillende talen, door materialen uit andere culturen in de hoeken te plaatsen, door belangstelling te hebben voor de thuistaal van een kind en daarbij aan te sluiten.

Dialogisch perspectief op leren en taalontwikkeling
Samen praten, samen denken, samen leren.”

Bij De Babbelbrug staat een spelgericht curriculum centraal. Dat betekent dat de omgeving van het kind bestaat uit verschillende rijke speelhoeken waarin ontdekt kan worden en waarin voor elke spelfase materiaal aanwezig is. Dit alles lokt interactie tussen de kinderen uit. Daarnaast stimuleert de professional de interactie met het kind door middel van de drie v’s bij spelbegeleiding (De Haan en Schut, 2006; De Haan 2012): de drie V’s: verkennen, verbinden, verrijken. 

Cultureel perspectief op geletterdheidsontwikkeling
“Lezen en schrijven leer je door teksten te gebruiken en te produceren in betekenisvolle contexten.” 

Spel is een manier waarop een culturele praktijk wordt uitgevoerd met erkenning van regels, toegestane vrijheidsgraden en hoge betrokkenheid (Dobber & Van Oers, 2018; Van Oers, 2015).

Training?

Training vooraf is niet noodzakelijk maar bestaat wel tot de mogelijkheden. Vragen die bij de training aan bod komen zijn:
1. Wat is een brede ontwikkeling
2. Hoe volg ik de brede ontwikkeling
3. Wat is een rijke leeromgeving
4. Hoe stimuleer ik de taalontwikkeling
5. Wat zijn de kenmerken van een goede interactie
6. Wat is spel
7. Wat zijn de professionalsvaardigheden bij spelbegeleiding

Kontaktpersoanen

Profielfoto-IMO

Jolanda Verhoef

jolanda.verhoef@nhlstenden.com

Onderzoeken tonen aan dat een brede ontwikkeling en play-based curriculum in plaats van leerkracht gestuurd en cognitief gericht curriculum de ontwikkelingskansen bepalen (OECD, 2012). Spelen is de meest betekenisvolle activiteit met het hoogste ontwikkelingspotentieel en verdient een centrale plek in het onderwijs. Naast brede ontwikkeling en play-based curriculum blijkt de kwaliteit van de interactie tussen professional en kind bepalend te zijn voor de ontwikkelingskansen. Veel meer dan de keuze van specifieke VVE-programma’s (Tavecchio, 2008; De Haan, Leseman & ELberrs, 2011). 

Tegelijk geeft het werkveld aan dat de kennis ontbreekt over brede ontwikkeling, over spel en spelen en hoe dit in te zetten in de peuter- en kleutergroepen. Tevens is het niveau van interactievaar-digheden bij de professionals nog onvoldoende (Fukkink, et al. 2013). 

Met het project De Babbelbrug is samen met de professionals uit het werkveld een observatielijst gemaakt voor het inzetten op en het volgen van de brede ontwikkeling en zijn er informatiekaarten ontwikkeld voor een spelgericht curriculum waarbij de interactie wordt uitgelokt en gestimuleerd. Naast algemene informatiekaarten  over spel en interactie is er voor elke speelhoek een A4-kaart gemaakt met tips voor het creëren van een rijke spelomgeving die taal stimuleert en op de achterkant suggesties voor het vergroten van de kwaliteit van interactie tussen de professional en het kind.


Waarom spelen?

Spel en spelen zijn een voorwaarde, één van de grondslagen van de cultuur, zegt de Nederlandse cultuursocioloog Johan Huizinga in zijn beroemde studie Homo Ludens (2006), de spelende mens, geschreven in 1938. Zonder dit ‘ludieke’ aspect zou er nauwelijks zoiets als cultuur kunnen bestaan. 

In de natuur zie je het vrije spel terug bij de dieren, het meest speelse gedrag vertonen de slimste beesten en de getemde dieren blijven zelfs hun leven lang spelen. De antropologen denken dat kinderen zoveel mochten spelen als ze wilden, gedurende het grootste deel van de geschiedenis. De speelcultuur is verglijkbaar tussen de diverse culturen van jagers en verzamelaars. 

In de huidige cultuur zie je dat het vrije spel steeds meer verdwijnt en wordt ingeperkt. Drie op de tien kinderen spelen maar één keer in de week buiten, of zelfs helemaal nooit (Nederlandse onderzoekers,2018). Gevangenen komen vaker buiten. De opbrengst- en prestatiegerichte maatschappij zorgt ervoor dat kinderen minder spelen met als gevolg dat er een generatie komt die minder droomt, durft, fantaseert en exploreert (Bregman, 2022). Een generatie waarvan de intrinsieke motivatie is afgestompt als een opdracht een keer niet voor een cijfer is (OESO). 

Spel en spelen zit in onze natuur, is belangrijk voor onze cultuur. Spel is de motor voor leren, creativiteit en de basis voor de sociale samenhang in onze samenleving (Martens, 2019). Onderzoek toont aan dat een play-based curriculum de ontwikkelingskansen van kinderen bepalen (OECD, 2012). 

 

Play-based curriculum

Er zijn verschillende pogingen gedaan om te omschrijven wat spel is. Bij De Babbelbrug is gekozen voor de vrije omschrijving van Bregman (2022) en de officiële definitie van Van Oers (2015).  

  • Bregman: Spelen is de vrijheid om je eigen nieuwsgierigheid te volgen. Om te zoeken en te ontdekken, te proberen en te creëren. Niet omdat een ouder of leraar het je voorkauwt, maar gewoon, omdat je er zin in hebt.
  • Van Oers: Spel is een manier waarop een culturele praktijk wordt uitgevoerd met erkenning van regels, toegestane vrijheidsgraden en hoge betrokkenheid.

Van Oers (2020) spreekt liever van lerend spelen (ipv spelend leren), omdat het accent op het spel blijft liggen en de uitvoering van de handelingen daarbinnen. Het leren kan een gevolgd daarvan zijn, leren is een functie van spel. Kinderen willen bijvoorbeeld leren schrijven omdat dat hun spel in de winkelhoek kan verrijken. Of tijdens het bouwen gaan kinderen tellen omdat dat noodzakelijk is in hun spel. 

 Met spel op school worden er op een speelse en vrolijke manier allerlei vaardigheden getraind die essentieel zijn om als mens, als burger in de maatschappij te kunnen functioneren. Spel versterkt burgerschapscompetenties als dialogische vaardigheden (spreken, luisteren, argumenteren), kritisch denken, samenwerken, emotionele expressie en het accepteren van de gedachten van de ander. Via de taal van het spel leren kinderen zich verplaatsen in een ander perspectief; ze bouwen hun mondelinge taalvaardigheid verder uit. Bovendien ontstaat er op deze wijze inzicht in de destructieve werking van het blokkeren van elkaars ideeën. Karakters neerzetten en verhaalbouw

zijn andere aspecten die ze leren en die terugkomen bij het schrijven van verhalen. Door spel en dialogische interactie construeren lln nieuwe kennis en vaardigheden (kwalificatie), kan het kind in zijn uniekheid zijn (subjectwording), en groeit het in de bestaande cultuur (socialisatie). Zo wordt er gewerkt aan de drie doeldomeinen voor goed onderwijs volgens Biesta (2012). Daarbij is de school de oefenplaats (Biesta), de tussenruimte tussen thuis en de wereld (Arendt), de mini-maatschappij (Dewey). ‘Play is the highest form of education’, zei Albert Einstein al.

 

Het handelen van de professional

Hoe kan de professional spel uitlokken en ondersteunen, zonder de betrokkenheid en vrijheid van het kind te verstoren? De ontwikkelingsgerichte spelpedagogiek en didactiek van Frea Janssen-Vos (2004) heeft het over drie acties van de professionals: 1. Ontwerpen, plannen, maken en voorbereiden, 2. Activiteiten begeleiden en 3. Observeren en registreren. 

Bij het creëren van een rijke speelleeromgeving is belangrijk dat de professional kijkt naar wat de kinderen in de groep boeit. Van hieruit wordt het thema bepaald en welke hoeken en materialen er worden gemaakt en ingezet. Bij elke plek geldt: nodigt het uit tot onderzoeken, spelen, denken, uitproberen en ontdekken? Lokken ze betrokkenheid en activiteit uit? Dagen de materialen uit tot het stellen van vragen en het uitspelen en maken van een verhaal? (Damhuis & Zalm, 2014). 

 Spelbegeleiding ligt gevoelig, want zowel te veel inbreng in het spel (de controle van het spel van kinderen overnemen) als te weinig (het spel negeren) werkt negatief (Janssen-Vos, 2004, blz 186). Professionals mogen alleen het spel beïnvloeden als ze er zeker van zijn dat de betrokkenheid van het kind op hun activiteit niet afneemt, dat haar inbreng de kwaliteit van het huidige spel verrijkt en dat het de mogelijkheden van het kind versterkt om aan nieuwe activiteiten deel te nemen en hen daarmee voorbereidt op nieuwe ontwikkelingsstadia. Om goed aan te kunnen sluiten van het spel van de kinderen hanteren De Haan en Schut (De Haan en Schut, 2006; De Haan 2012) de drie V’s. 

  1. Verkennen: De intenties van de kinderen in het spel begrijpen.
  2. Verbinden: Gedeelde aandacht tot stand brengen, intersubjectiviteit, participeren, togetherness (ook bij andere kinderen).
  3. Verrijken: Impulsen in het spel, inbreng met nieuwe regels mits die aansluiten bij behoeften van de kinderen in het spel. 

Meespelen en zo interactie uitlokken is de belangrijkste spelbegeleidingsvaardigheid. Als speelmaatje stel je geen controlevragen of woordenschat-vragen. De professional stimuleert interactie door aan te sluiten op wat het kind zegt of waar het mee bezig is, verwoord acties van de kinderen maar laat ook stiltes vallen, geeft verbale en non-verbale luisterresponsen en stelt open, uitnodigende, onderzoekende vragen die het kind aanzet tot nadenken (vergelijken, concluderen, redeneren). Het doen van een prikkelende uitspraak of het creëren van een probleem werkt ook goed om het denken en praten van een kind te stimuleren. Suzanne van Norden pleit voor gesprekken waarin de volwassene zich openstelt voor de gedachten en formuleringen van een kind en probeert zijn/haar creatieve proces te ondersteunen. Het betekent dat ze nagaan waarnaar ze werkelijk nieuwsgierig zijn, dat ze leren luisteren en leren een kind verder helpen met het vormgeven van wat hem bezighoudt. Kinderen waarmee zo wordt omgegaan krijgen vertrouwen in zichzelf en in hun eigen taal, vergroten hun uitdrukkingsmogelijkheden en ontwikkelen hun nieuwsgierigheid en hun oog voor kleine dingen.

 Tijdens het spelen is het belangrijk dat de professional de kinderen observeert. Hierbij kan het gebruik maken van het observatiemodel. Zo weet de professional waar het kind nu staat en wat de zone van de naaste ontwikkeling is (Vygotsky) om zo het kind gericht verder te kunnen uitdagen en begeleiden. Ontwikkelingsgericht onderwijs volgt de ontwikkeling van het kind door middel van observatie en niet door middel van testen. De Onderwijsraad (2010) heeft geadviseerd om ontwikkelingsdoelen op te stellen voor jonge kinderen in plaats va n leerdoelen. Ontwikkeling is een doorlopend proces en het ontwikkelingsverloop verschilt tussen jonge kinderen, daar passen geen minimum eisen bij. De ontwikkelingsdoelen geven richting aan het aanbod.
Spel is het middel om effectief onderwijs te realiseren. Bij effectief leren gaat het volgens Van Oers om het zich persoonlijk toe-eigenen van nieuwe kwaliteiten die bijdragen aan de ontwikkeling van het kind als deelnemer aan sociaal-culturele praktijken, kinderen moeten het geleerde zelf als zinvol en betekenisvol ervaren. 

IMO_Citaten

Pellentesque dapibus hendrerit tortor. Praesent egestas tristique nibh. Sed a libero. Cras varius. Donec vitae orci sed dolor rutrum auctor. Fusce egestas elit eget lorem. Suspendisse nisl elit.

Voornaam Achternaam

IMO_Citaten

Pellentesque dapibus hendrerit tortor. Praesent egestas tristique nibh. Sed a libero. Cras varius. Donec vitae orci sed dolor rutrum auctor. Fusce egestas elit eget lorem. Suspendisse nisl elit.

Voornaam Achternaam

Oanmelde of mear witte?